Preek n.a.v. Job 38-39 op zondag 24 juni 2018 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2018-09-22

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Hoofdstukken lang hebben de vrienden van Job op hem ingepraat. Uitgelegd hoe God in elkaar zit en hoe het komt dat Job in deze ellende is terecht gekomen. Job heeft koppig vastgehouden aan zijn principes: Ik ben een rechtvaardig man! Waarom ben ik dan in deze ellende terecht gekomen? Hoewel de vrienden er bij hem op hebben aangedrongen zich neer te leggen bij de situatie, of onder ogen te zien dat hij vast wel iets verkeerd zal hebben gedaan, heeft Job dat volhardend geweigerd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik alleen al om deze reden Job hoger heb zitten dan zijn vrienden. Ik houd wel van mensen die vasthouden aan hun eigen principes. Weliswaar bereid om het gesprek aan te gaan, maar wel trouw aan zichzelf en hun overtuiging.

Zoals we in de afgelopen weken hier vaker hebben gezegd is het boek Job wijsheidsliteratuur en zou je het ook kunnen zien als een toneelvoorstelling. Nadat in de voorgaande hoofdstukken de vrienden van Job eindeloos op hem hebben ingepraat zijn ze nu van het toneel verdwenen. Blijkbaar waren ze wel uitgepraat met Job. De argumenten zijn uitgewisseld en er is geen bevredigende oplossing gevonden. Job wil niet geloven wat ze beweren. Jobs vrouw is al veel eerder uit beeld verdwenen en hij lijkt nu alleen achter te zijn gebleven. Dan steekt er opnieuw een storm op en gebeurt er eindelijk waar we al die hoofdstukken op hebben gewacht. De Eeuwige neemt zelf het woord. Zijn toon is licht cynisch, maar prachtig poëtisch.

Het eerste dat hij vraagt van Job is dat hij rechtop gaat staan, op zijn voeten. Wil je met mij in gevecht, Job, prima, maar dan ga je wel recht tegenover mij staan. Alsof God hem uitdaagt tot het uiterste te gaan in zijn vragen en verzet. Kom maar op met je kritiek en je vragen, je twijfel en boosheid, spreek het maar uit! Blijkbaar verblikt of verbloost de Eeuwige niet bij wat verzet van zijn mensenkinderen en dat doet me dan weer ongelofelijk goed. Je hoeft niet alles zwijgend te ondergaan, je mag je twijfel en je boosheid gewoon zeggen. Maar ga er dan wel voor staan, neem je eigen woorden serieus.

Job krijgt antwoord uit de storm. Maar waar bestaat dat antwoord eigenlijk uit? Het lijkt wel of God snoeihard uithaalt naar Job, kort door de bocht gezegd: wie denk je wel dat je bent, Job, om mij tot de orde te roepen! Alsof ik me bezig kan houden met jouw probleempjes terwijl ik de hele wereld onder mijn handen heb. Alsof hij Job nog een klap uitdeelt. Kan het echt niet ietsje empatischer? Ietsje zachter?

De beschrijving die volgt mag ons alert maken. Want blijkbaar is er ook in de natuur wel het één en ander aan de hand. Het is echt niet alleen liefelijkheid en pracht dat de klok slaat. Maar dan moet je wel heel goed luisteren, als je daar in de storm staat. Ook in de natuur gebeuren vreselijke dingen, eten dieren elkaar op, valt er regen in de woestijn en niet op jouw droge land, woeden er stormen en heerst de nacht.

Eigenlijk krijgt Job datgene te horen, wat ook wij liever niet horen. Het leven is niet maakbaar. De schepping in al haar schoonheid heeft ook een kant van gebrokenheid en onrecht. Het leven is zoveel meer en groter dan ons eigen bestaan. De mens is een stofje in een onmetelijk heelal, een ogenblik in de wereldgeschiedenis. Job krijgt geen antwoord op zijn waaromvraag, maar wordt als het ware met zijn eigen nietigheid geconfronteerd. Ach, mensje, wat weet jij nou eigenlijk van de aarde? Waar was jij toen ik dit alles in het leven riep? De aarde was woest en leeg en die duistere kant is niet verdwenen, er is slechts paal en perk aan gesteld.

God blijkt niet zomaar in te zetten als de oplosser voor al je persoonlijke problemen en zorgen. Job wordt uitgenodigd verder te kijken dan zijn eigen wereld, iets te gaan begrijpen van een God die niet in de standaardkaders past, maar anders is dan hij verwachtte. Het leven blijkt niet maakbaar te zijn en er zijn situaties en tijden waarin alles je bij de handen afbreekt. Is God daarvoor verantwoordelijk? Overkomt het alleen slechte mensen? En wie zijn dat dan? Op deze vragen krijgen we geen antwoord. Het leven is broos en kwetsbaar en goed en kwaad liggen in elkaar verweven.

Dietrich Bonhoeffer zegt het scherp in één van zijn brieven, als hij weet dat hij veroordeeld zal worden. ‘Ik zou van God willen spreken, niet aan de grenzen maar in het centrum, niet bij zwakheid maar bij kracht, dus niet bij dood en schuld maar bij het leven en het goede van de mens. Aan de grenzen lijkt het me beter te zwijgen en het onoplosbare onopgelost te laten’[1]

Het onoplosbare onopgelost laten. Is dat het wat Job hier leert? Om het onoplosbare onopgelost te laten? Om toe te geven dat hij hier te klein voor is? Om God niet in te zetten als het antwoord op de vragen die nog onbeantwoord lijken. Alsof God een stoplap is voor de gaten in onze kennis en in ons leven.

Als je alles verloren hebt, doet het ook iets met je beeld van God. Als je naakt en kwetsbaar op je voeten staat, als er niets meer is om je achter te verschuilen, geen carrière, geen successen, geen bezit of status, vraagt dat iets van je. Waar kun je nu God nog ter sprake brengen? Waar kun je hem nog ontmoeten? Als je zonder alle franje kwetsbaar staat, midden in een wereld die gebroken is, waar is God dan? Als het leven niet maakbaar blijkt en je bang bent voor de dag van morgen, wat blijft er dan over van je geloof?

Job krijgt geen antwoord op de vraag waarom zijn leven gebroken is, maar wel iets anders. Want waar de Eeuwige er bij de gesprekken met de vrienden het zwijgen toe doet, afwezig blijkt, neemt hij nu wel het woord en gaat het gesprek aan met zijn mensenkind. Dat die niet te horen krijgt wat hij wil is daarbij geheel terzijde. Job zal leren dat God geen oplossing is voor al zijn problemen, geen goedkoop doekje voor het bloeden biedt, maar een nabijheid, een aanwezigheid, die hem helpt in alle kwetsbaarheid overeind te blijven, maar nu loop ik stiekem al een beetje vooruit op volgende week.

Ik was begin juni voor bijscholing op een cursus en daar vertelde een collega een prachtig verhaal naar aanleiding van het boek Job. In hoofdstuk 40 roept God Job voor de tweede keer tot de orde en voert hij het nijlpaard ten tonele, onder het motto: heb jij wel eens een nijlpaard gezien?[1]Toen een echtpaar dat heel wat voor de kiezen had gekregen deze tekst las waren ze daar niet blij mee. Ze wisten al lang en uit ervaring hoe kwetsbaar ze waren, daar hadden ze dat nijlpaard echt niet voor nodig. Toch vroegen ze elkaar in de avond: heb jij een nijlpaard gezien? Ze vertelden elkaar het kleine geluk, te midden van alle zorgen, over een mens die er was met troost, over een zonsondergang, een lied, een draaglijk moment, over het goede. Sinds die de dag stellen ze elkaar elke dag diezelfde vraag: heb jij een nijlpaard gezien vandaag? Het is een manier geworden om overeind te blijven te midden van alle stormen die hen bedreigen. Want er blijken, als je goed kijkt, ook nijlpaarden te zien te zijn, nijlpaarden die je doen vermoeden dat God je niet verlaten heeft, maar een bondgenoot is van wie kwetsbaar zijn.

Job krijgt geen rechtstreeks antwoord op de waaromvraag van zijn leven. Wel leert hij dat leven te aanvaarden in al zijn kwetsbaarheid en bedreiging. God betoont zich een vriend en een naaste, hij gaat de boze Job niet uit de weg, maar geeft hem ook geen sluitende antwoorden. Job leert in deze prachtige zinnen: de wereld is niet maakbaar, de schepping is vol met schoonheid en tegelijkertijd onnoemelijk kwetsbaar en broos. En ergens onder dit alles leert hij te vermoeden dat er een kracht is, die het goede ondersteunt, die nabijheid belooft, die de moed biedt om dit kwetsbare leven rechtopstaand te aanvaarden.

Lieve gemeente,

God blijkt geen antwoord te zijn op al onze vragen en problemen. Het is niet waar dat hij de grote probleemoplosser is voor al onze zorgen en moeilijkheden. Geloven in God is niet je neerleggen bij de situatie en wachten tot er een oplossing komt, hier of over de grens van de dood heen, maar vraagt erom op je voeten te gaan staan. Sta op en aanvaard het leven, met alles wat het mooi en gelukkig maakt, maar ook met alles wat onrustig maakt en pijn doet. Sta op je voeten, durf het aan te blijven roepen als je onrecht ervaart. We worden uitgenodigd dwars te zijn als we geconfronteerd worden met pijn en verdriet. We hoeven het niet op te lossen, niet uit te leggen, God niet te verdedigen. Het uithouden, ook als God zich verborgen houdt, is volgens mij al voldoende. Niet zoals de vrienden van Job eindeloos de verklaring zoeken, maar helpen het vol te houden. We kunnen God niet voor ons eigen karretje spannen, daarmee beperken we hem, maken we haar te aards en te veel een verlengstuk van onszelf. God is niet het antwoord op al onze vragen, maar misschien wel een heldere afgrond, een geheim, de bodem onder ons bestaan of het licht dat ons wakker kust. Misschien moeten we met Job zeggen, niet degene waarover we spreken en filosoferen, maar degene die ons aanspreekt, tot leven roept, uitdaagt op onze voeten te gaan staan. God is wie elke dag weer het gesprek met ons aangaat en ons elke avond vraagt: ‘En? Nog een nijlpaard gezien, vandaag?’

Amen.

 

[1]Job 40,15

 


[1]D. Bonhoeffer, Verzet en overgave, pg 234.