Preek van ds. Carla Kühler op zondag 8 april

Dit bericht is verlopen op 2018-06-08

Schriftlezing 1: Joh. 20: 24- 31

Schriftlezing 2: Ps. 30 in bewerking van Henk Pietersma

Meditatie

Pasen 2018 ligt net achter ons. Het lijdensverhaal van Jezus eindigend met zijn kruisdood, het is in menige uitvoering van de Matteus Passion ten gehore gebracht. Ook in de Passion in de Bijlmer op de tv is het uitvoerig belicht. Maar het paasfeest zelf, het feest van de opstanding, dat komt er vaak een beetje bekaaid af. Voor velen buiten de kerk is het een onwerkelijk en onbegrijpelijk verhaal. En wij, in de kerk, we spreken daarover omfloerst. Het is duidelijk, na vele eeuwen van historisch lezen, het letterlijk nemen van de bijbelse verhalen en het opstandingsgebeuren (alsof er een journalist verslag uitbrengt) moeten we naar woorden zoeken. Hoe moeten we dit verhaal duiden. Het is een mysterie en het wordt ervaren als iets zweverigs. Pasen staat voor velen vandaag ver buiten het dagelijks leven.

Het verhaal uit Johannes 20 van vanmorgen laat zien dat dat eigenlijk een gevoel is van alle tijden. Zo tegen het einde van de eerste eeuw is het Johannes evangelie opgetekend in een voor ons totaal andere tijd, op een andere plaats (Klein-Azië) en onder andere omstandigheden. Johannes wikt en weegt zijn woorden. Al lezend in zijn evangelie ontdekken we dat het bij hem draait om ‘zien’. Het gaat van het ‘niet zien’ van het licht en het ‘niet herkennen’ van de Messias tot een uiteindelijk volledig zien en verstaan van het opstandingsgebeuren.

Het weerspiegelt onze omgang met dit mysterie. Het opstandingsverhaal bij Johannes neemt ons mee, leidt ons. Eerst is er het letterlijke zien, de gezichtsafstand die steeds kleiner wordt. Maria van Magdala neemt waar vanuit de verte; de geliefde leerling kijkt in het graf maar staat nog buiten; Simon Petrus gaat het graf binnen en ziet daarin. Zij nemen waar: een afgewentelde steen, linnen windsels. En dan is het Maria als eerste van de leerlingen die Jezus ‘ziet’ in de tuin en zich door Hem bij name geroepen weet.

Daarop zien de discipelen Hem van aangezicht tot aangezicht in de zaal en tenslotte komen we dan bij Thomas, die niet kan geloven zonder bewijs. Maar op de achtste dag (de eerste dag van de week) komt ook hij, bij het zien van Jezus, tot inzicht en belijdt: “ Mijn Here en mijn God”. Waarop Jezus’ zaligspreking volgt voor allen die niet letterlijk zien en toch geloven: “Gelukkig zij …”.

 

Gaandeweg Johannes’ evangelie gaan we begrijpen dat in het paasverhaal het zien een climax doormaakt, het gaat van de buiten- naar de binnenkant. Eerst is het alleen maar het waarnemen: een weg gewentelde steen, windsels al dan niet opgerold enz.. Ieder die kijkt, neemt iets anders waar. Dan gaat het waarnemen over in ‘gewaarworden’ en dit tenslotte wordt tot ‘het voor waar aannemen’ ofwel geloven.

In het begin zien ze onsamenhangend, het is allemaal raadselachtig. Ze zien eigenlijk alleen maar leegte en gemis: er is iemand niet, dat zien zij. Maar hoe dieper het donker, de duisternis is, des te helderder wordt hun zien. Naarmate leegte en niet-zijn overtuigender worden waargenomen (er mogen zijn ‘in het gezicht gezien worden’) naar die mate gaan hun ogen open.

 

De twee eersten die gaan zien, zijn Maria van Magdala en de leerling die Jezus liefhad. En Thomas? Zijn verhaal vormt de voltooiing, de achtste dag. Schepping opnieuw, na de zeven scheppingsdagen (7edag rustdag) is het werk van God voltooid. Het tot geloof komen van Thomas is prototypisch voor de gemeente van toen en nu. Destijds was de gemeente gewoon na de sabbat, op de eerste dag van de week (8edag) samen te komen om haar geloof in Jezus, de Opgestane te belijden.

 

Het waarachtige opstandingsgeloof, zo maakt het Johannesevangelie ons duidelijk, gaat niet over een mens die terugkeert uit het graf. Maar dit geloof verstaat en weet dat het graf een mens niet kan vasthouden. Pasen is het geloof in de mens die, levend en stervend zoals Jezus gedaan heeft, niet stuk te krijgen is. Een mens die dat alles te boven is gekomen, die het lijden en de dood de baas is. 

Johannes heeft met zijn verhaal niet over een fysieke dood gesproken, maar ons een geloofsbelijdenis geschonken. In zijn verhaal over Jezus’ leven en sterven laat Johannes ons zien, dat een mensenleven dat zo wordt geleefd en een dood die zo wordt volbracht, dat zo’n leven sterker is dan de fysieke dood, dat het die dood achter zich laat en te boven komt. Die dood buiten gevecht stelt, ontmanteld en domineert.

De getuigen die deze mens Jezus levend hebben gezien, hebben ‘gezien en verstaan’ dat zijn sterven niet op kon tegen zijn leven. Dat zijn leven machtiger is dan alle dood, dat zijn leven onsterfelijk is, onvergankelijk leven.

Dat is het zien, het inzicht, het geloof dat sinds die eerste dag van de week (8edag) is wakker geroepen in de leerlingen, een zien en verstaan diep in hun binnenste. En bij de velen die zich sedertdien aan de boodschap van de discipelen hebben toevertrouwd. Voor hen die zien begint er ondanks en zelfs vanwege die dood iets nieuws. Jezus is dood maar zijn wijze van leven is springlevend. Jezus heeft in zijn leven een ervaring van geheiligde aanwezigheid in de wereld gebracht die uitdaagt en oproept tot navolging. Toen en vandaag.

 

Hoe ga je na Pasen verder met je leven? Hoe krijgt dat gebeuren van de opstanding handen en voeten in het leven van alledag? Want de opstanding van Jezus, zo leert ons Johannes, is niet een vreemd en ver visioen van buiten deze werkelijkheid, maar het is iets dat in het hier en nu moet worden geleefd en waargemaakt.

Het leven gaat door. Het leven is als de zee, wij zijn de golven. Iedere golf rolt uit over het strand en verdwijnt, maar de zee blijft bestaan. Zoals ook alles waar Jezus in zijn leven voor geleefd en van getuigd heeft met zijn heengaan niet verloren is, maar springlevend en ons helder voor ogen staat.

We hebben Pasen gevierd. Wat doet het met ons, we zijn alweer een week verder. Wat kan dat betekenen, leven vanuit de opstanding? Misschien kan de bewerking van psalm 30 van Henk Pietersma ons helpen dit te verstaan.

Ik lees u nogmaals deze psalm:

 

De kuil was reeds gegraven

het duister onderweg

de lippen zwegen al

zo had het zonder u

voor altijd zullen zijn

 

als niet het systeem

van boosheid en verdriet

van liefde en van angst

door het goddelijk licht

met grote kracht

doorsneden was

zou er nu alleen maar

rouwklacht zijn

 

als water

stroomde dank van binnenuit

omhoog

de ogen gingen open

en het leven kwam terug

u trok mij uit het stof

naar boven

 

Een ervaring van opstanding in het hier en nu. Ja ervaring zeg ik, het heeft dus in de eerste plaats met je hart en ziel te maken. Het is niet iets wat buiten onze werkelijkheid staat. Ik vond het prachtig verwoord in het bovenstaande gedicht. Op een gegeven moment, door alle dood en duisternis heen, bij al wat ons overkomt aan lijden en dood, gaat, hoe is het mogelijk, het licht schijnen. Voelen we dat we verder kunnen, dat het leven zelf blijft bestaan. Gaan we zien, maar het kost tijd om bij dat inzicht te komen en het diep van binnen te ervaren. Het is een weg soms van jaren, 40 jaren duurt zo’n tocht, een volheid van tijd. Maar God laat een mensenkind niet los, vanuit de bijbelse verhalen weten we van zijn liefde voor ons. Ga maar op weg, probeer het maar en weet, als je valt, dan draag ik je. Zoek verder en je zult vinden. Je ontmoet iemand die maakt dat je een licht opgaat, je leest of hoort een verhaal dat in- en doorzicht geeft. En dan begint het weer te stromen, van binnen uit, het leven borrelt weer op. En je voelt, ik leef en mag gaan staan in Gods licht. En dat gaat niet om een ander leven, maar om dit leven anders. Het betekent een plotseling doorbrekende kracht die ons voortstuwt. Dezelfde kracht als die van de God die zich aan Mozes bekendmaakte met: Ik ben, Ik zal zijn.

Als water stroomde dank van binnenuit, omhoog, de ogen gingen open en het leven kwam terug. U trok mij uit het stof, naar boven.

Het leven in!

 

Amen