Preek n.a.v. Lucas 24 op zondag 5 mei door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2019-07-05

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vandaag op 5 mei, Bevrijdingsdag, lezen we hoe Jezus aan zijn leerlingen verschijnt. Op een dag als vandaag vraagt het thema bevrijding bijna als vanzelf om doordenking en gelovige bezinning. Want wat betekent het dat we kerk zijn, bijna 75 jaar na een gruwelijke oorlog, die niet alleen ons eigen land verscheurde, maar waar miljoenen joden, roma’s, homosexuelen, gehandicapten en verzetsstrijders koelbloedig zijn vermoord? Spreken over God is na Auschwitz allerminst vanzelfsprekend gebleken. Moeten we er dan maar het zwijgen toe doen? Of is dat een te makkelijke oplossing?

Ik waag een bescheiden poging om het verhaal van de verschijningen van Jezus te verbinden aan deze dag waarop we onze bevrijding vieren, aan deze dag waarop we ons realiseren dat vrijheid allerminst vanzelfsprekend is en deze aarde nog lang geen rijk van vrede blijkt te zijn.

Ik zet in bij de evangelielezing.

De Emmaüsgangers zijn nog maar net terug bij hun vrienden. Ze vertellen vol vuur over de onverwachte ontmoeting bij het breken van het brood. Dan staat hij plotseling in hun midden. Zomaar opeens is hij er. Waar mensen elkaar het verhaal van de Messias vertellen, waar ze hun brood met elkaar breken, blijkt hij bij hen te zijn. Je zou verwachten dat er een luid gejuich opgaat, maar niets is minder waar. De leerlingen schrikken zich een ongeluk. Ze staan letterlijk met hun mond vol tanden en doen er het zwijgen toe. Is hij een spook? Een geest?

Vrede zij met jullie! Met deze groet opent Jezus het gesprek. Vrede, sjaloom. Natuurlijk dachten de leerlingen aan Jeruzalem, de stad die het woord sjaloom in haar naam verbergt, de stad die zo vaak verscheurd en belegerd is, de stad die ook altijd dat verlangen naar vrede heeft bepaald. De plaats waar hun meester niet tot koning werd gekroond maar als een misdadiger terecht gesteld. Die stad, zoals Jeremia hem beschrijft, geteisterd door zwaard, honger en pest, draagt in haar naam de herinnering aan vrede. Wat als… wat als er een plaats is waar mensen in vrede samenleven, waar mensen tot bloei komen, waar heelheid en vreugde heerst, waar ze met elkaar en God verbonden zijn. Jeremia spreekt Gods woorden tot zijn verslagen volk. Er komt een tijd waarin we zullen weten dat wij Gods volk zijn en hij onze God is. Vrede voor Jeruzalem, vrede voor deze wereld. Hoe houden we die droom levend?

Mensen verlangen al eeuwenlang naar vrede, dromen van Jeruzalem, van een plaats waar de oorlog niet meer wordt geleerd. Eén blik op het journaal maakt ons echter duidelijk dat die vrede ver te zoeken is en blijft. Elke dag weer nieuwe haarden van oorlog en geweld, van mensen die het niet redden in deze wereld. Maar moeten we daar ons verlangen naar vrede voor loslaten? Of koppig blijven dromen?

Vrede zij met jullie! De leerlingen zwijgen. Alsof hun geloof in vrede al lang verloren is gegaan, weggezet als een kinderlijke droom. Jezus laat zijn handen en voeten zien. Hij is de gekruisigde. Hij is geen triomfantelijke held die ongeschonden uit de strijd is gekomen. Voor hen staat een beschadigde, gekwetste Messias. Hij wandelt niet fluitend door de straten, maar komt bij wie hem zoeken, hij verschijnt aan wie hem wilden zien en wilden zoeken.

Jezus verschijnt hen in al zijn kwetsbaarheid. Hij is geen bovenmenselijke verschijning, geen geest of spook, maar juist in die kwetsbaarheid heel dichtbij. Ten diepste vind ik dat het ontroerendste aan die verhalen. Geen triomfalisme, geen geschreeuw, geen overwinningsroes, maar een gekruisigde, een lijdende Messias komt ons tegemoet. Ik moest deze week denken aan de beelden uit de propagandafilms, waarin iedereen sterk en krachtig is, recht van lijf en leden. Machtig en onaantastbaar. Het doet me ook denken aan onze eigen tijd, waarin alle nadruk ligt op jong en mooi zijn, op zelfredzaamheid en eigen kracht. In het evangelie wordt ons een heel ander beeld geschetst. Daar zit kracht in kwetsbaarheid.

Dietrich Bonhoeffer, theoloog, vermoord in de oorlog, schrijft in zijn cel: alleen de lijdende God kan helpen[1]. Daarmee keert hij traditionele beelden om. Hij gooit ons vanzelfsprekende beeld van God als een sterke alleskunner aan stukken. Bonhoeffer blijft volhardend beweren: God komt ons tegemoet als en in de lijdende, in de kwetsbare, in de gekruisigde. Niet in de triomfator laat hij zich vinden, niet in de schreeuwende machtige dictator, maar in de lijdende.

Het vraagt een omkering van ons denken. God komt ons tegemoet in de lijdende. Hij is niet degene die met één armbeweging even orde op zaken stelt. Hij laat zich kennen in de gekruisigde, die zijn wonden laat zien, die het woord vrede in de mond neemt, die vraagt om een visje. Met de Emmaüsgangers brak hij het brood, nu eet hij een vis, herinnerinning aan die keer dat hij brood en vis brak en deelde met de duizende volgelingen en er was voldoende voor iedereen. De eerste christenen krasten dat teken in de catacomben, een visje als geheim teken van de Messias, de zoon van God, de redder. Waar zij hun brood braken en hun maaltijd deelden, wisten ze het, hier is hij aanwezig, hier is vrede, hier is het koninkrijk van God al zichtbaar. Jezus komt zijn leerlingen nabij. Ze staan er zwijgend bij. Blijkbaar is dit wonder te ongrijpbaar, te mysterieus om in taal te vatten. Gods werkelijkheid raakt even de onze, in de ontmoeting met de weerloze Messias.

Kunnen we nog over God spreken na Auschwitz?

Misschien moeten we de vraag anders stellen. Kunnen we zwijgen over God na Auschwitz? Of moeten we hem nu misschien ter sprake brengen. Ter sprake brengen als we stem geven aan de lijdende? Weigeren te verzwijgen wanneer mensen worden geknecht en vermoord. Spreken, opstaan, instaan voor wie dat zelf niet meer kunnen. In een wereld waar een mensenleven soms amper wordt geacht, de verhalen vertellen van een God die zich laat kennen in de lijdende. Waar het recht van de sterkste hoogtij viert, spreken over God die zich laat zien in een gekruisigde. In een wereld die bol staat van succesverhalen, aandacht vragen voor kwetsbare mensen. God laat zich aan ons zien in kwetsbaarheid.

Op goede vrijdag lezen we elk jaar het beklag Gods. Een tekst waarin God ons toespreekt:

Ik heb mijn eigen Zoon tot u gezonden,

mijn sprekend evenbeeld, mijn uitgestrekte hand,

maar hij is afgewezen, uitgestoten,

vernederd tot de laagste dood.

Ik heb hem bij u teruggebracht,

de levende, de bron van alle leven,

maar hij gaat dood aan alle kruizen

waaraan mijn mensen worden vastgespijkerd.

 

Kunnen we nog over God spreken na Auschwitz? Ik denk het wel. Bescheiden en kwetsbaar, zonder triomf. Op de toon zoals Jezus ons heeft voorgeleefd. God is daar waar mensen elkaar vrede toewensen, bij wie lijden en bij wie oog voor hen hebben. Daarom kunnen we niet zwijgen als mensen worden gekruisigd, blijven we koppig en vasthoudend de vrede dienen en blijven we zingen tegen de tirannie, die het hart doorwondt.

Amen.

 

[1]D. Bonhoeffer, Verzet en overgave, brief van 16 juli 1944