Meditatie op 24 mei 2020 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2020-07-24

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, 

Vandaag is het wezenzondag. De zondag die ligt tussen hemelvaart en Pinksteren.  Het is een wat stille zondag die zijn naam dankt aan de woorden van Jezus. Bij zijn afscheid belooft hij ons niet als wezen achter te laten. Nu weet ik niet waar u aan denkt bij het woord wees, maar ik heb er, mede dankzij dramatische kinderboeken, altijd een verdrietig beeld bij. Toch hoeft dat volgens mij niet. Als Jezus niet meer lijfelijk bij zijn leerlingen is, betekent dat niet dat ze vanaf dat moment zielig in een hoekje moeten gaan zitten. Integendeel, ze worden vanaf dat moment uitgedaagd om op hun eigen benen te gaan staan en als volwassen gelovigen hun spoor te trekken in deze wereld. We zijn niet aan ons lot overgelaten, maar op onze voeten gezet en straks met het pinksterfeest worden we ook letterlijk in beweging gezet. Zodat het evangelie als een lopend vuurtje door de wereld kan gaan.

De lezing uit Exodus sluit daar wat mij betreft prachtig bij aan. Vorige week hoorden we hoe we 10 woorden kregen om de vrijheid te bewaren en het leven leefbaar te houden in het land van belofte. In de hoofdstukken die daarop volgen worden we uitgenodigd die woorden heel concreet gestalte te geven in ons leven van alledag. Geloven is niet gereserveerd voor de zondag of de kerk, maar juist bedoeld voor dat hele gewone leven. Voor dagen waarop je het verschil kunt maken. Voor wie dacht dat dierenwelzijn pas in onze tijd is uitgevonden, komt bedrogen uit. In de bijbelse tijd is er al aandacht voor de dieren. Als ze verdwaald zijn,  dienen ze terug te worden gebracht. En al heb je een conflict met iemand, als zijn ezel onder zijn zware last dreigt te bezwijken, dan zul je toch gewoon moeten helpen. Laat je niet verblinden door de macht van de  ander. Het vraagt om moed en onafhankelijkheid om zo in het leven te staan. De volgers van de 10 woorden zijn mensen uit één stuk. Ze hebben oog voor de vreemdeling, die je niet mag uitbuiten. Denk er nog maar eens aan hoe het was om slaaf te zijn. Je leven was niets waard en ongezien en ongekend zwoegde je voort. Als je niet meer voldeed werd je aan de kant van de weg gelegd en vergeten. Ik vind die regels van een ontroerende eenvoud. Niet voor wat hoort wat, niet alleen aardig zijn voor wie je lief hebt,  maar net dat stapje extra durven te zetten. Net even meer doen dan gewoon. Trouw zijn aan God, jezelf en daarmee ook aan de ander.

Zes dagen werken, de zevende rusten, zes jaar je land bewerken, het zevende jaar braak laten liggen. Deze regels zijn niet bedoeld om mensen stil op een stoeltje te laten zitten tot die vreselijke dag voorbij is, maar om te zorgen dat mens en natuur weer tot rust komen. Even niet 24/7 in de benen. Een dag, apart gezet voor rust en stilte, voor bezinning, om letterlijk en figuurlijk op adem te komen, kom daar vandaag de dag maar eens om. Ik zie beelden voor me van fabrieksarbeiders in Azië, lange dagen zwoegend boven naaimachines, van kinderen met kapotte handen in steengroeven. Maar soms ook dichterbij, degene die altijd bereikbaar is, telefoon in de hand, altijd aan het werk, altijd bezig. De Oost-Europese werker in de kas, die dagen maakt van 12 uur en weken zonder vrije dag. Of de mantelzorger, geen dag meer vrij, altijd op afroep beschikbaar. Maar wordt het leven daar beter van? Wordt ons leven daar beter van? Een dag van rust, van even de handen in de schoot leggen. Een jaar van rust. Een leeg onbewerkt stuk land. De dieren en armen konden er in de bijbelse tijd nog wat voedsel af halen en de aarde kwam tot rust, kon zich herstellen.

Lezende lijkt dit hoofdstuk misschien een tamelijk willekeurige uitwerking van de 10 woorden. Maar de toon lijkt me helder als glas. Het hele leven is doordrenkt van de gerechtigheid.  Er spreekt een verlangen naar evenwicht uit, naar een aarde die niet wordt uitgeput, naar mensen die tot hun recht kunnen komen. We mogen als volwassen gelovigen ons spoor trekken. We zijn geen onmondige wezen, maar kinderen van de Eeuwige, die leven zoals hij het heeft bedoeld. 

Een dromerige ideale samenleving? Misschien wel. Maar wat zou het een verschil maken als we ons deze levensstijl eigen zouden maken. Gerechtigheid als manier van leven. Met ruimte voor de ander, met aandacht voor de kwetsbare, met eerbied voor de Eeuwige en zijn aarde. 

Wat als we daar nu vast een klein begin mee maken, een ieder op zijn of haar eigen plek, dan kan er een oase ontstaan in de woestijn, een paradijs bloeien, midden in het gewone leven. 

Amen.