Preek n.a.v. 2 Sam 5, 6-16 op zondag 20 oktober 2019 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2019-12-20

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vandaag lezen we voor het laatst mee met de kinderen over koning David. Vanaf volgende week zijn de verhalen uit het evangelie weer leidend voor de kinderen en dus voor ons. Tijd om de balans op te maken, want wat waren het soms merkwaardige verhalen die we lazen. Zo werd de gezalfde herdersjongen uiteindelijk koning, via allerlei omwegen en bedreigingen horen we vandaag hoe hij de troon definitief verovert. Niets menselijks blijkt de heilige schrift vreemd, wil ik daarmee zeggen.

Na voordurende strijd zijn alle troonopvolgers dood. Alleen Jonatans zoon Mefiboset leeft nog, maar die is verlamd aan zijn beide voeten en blijkbaar geen geschikte troonpretendent. Van hem wordt verteld dat David hem omwille van zijn vriend Jonatan in huis op zal nemen[1]. Opeens zijn er daar de belangrijke mannen die besluiten, dat David de koning moet worden. Was hij eerst nog alleen koning over Juda, nu zal hij de koning worden over heel Israel. Voor de derde keer wordt hij gezalfd. Driemaal is scheepsrecht ben ik dan geneigd te denken.

Op dat moment moet er een geschikte plek worden gevonden om zijn rijk zichtbaar te vestigen. Het oog valt op Jeruzalem, de stad in neutraal gebied dat beide koninkrijken met elkaar kan verenigen. Een probleem: in Jeruzalem leven de Jebusieten en zij zijn vast van mening dat hun burcht zelfs door lammen en blinden kan worden bewaakt, zo sterk is die vesting. Onneembaar in hun ogen! Door een list weet David vrij eenvoudig de burcht te veroveren. Hij gebruikt daarvoor de watertoevoer. Een ouderwets kunstje bij het belegeren van een vijandig kasteel.

Je zou nu kunnen zeggen: en zij leefden nog lang en gelukkig! Eind goed, al goed! Maar niets is minder waar. Want het koningschap van David zal niet in absolute harmonie verlopen en deze koning blijkt uiteindelijk verre van volmaakt. Ik kom zo nog even terug op die gekke uitspraak over hoe David de lammen en de blinden haat en hoe dat nu zit met al die vrouwen in zijn burcht.

Een paar dingen wil ik samenvattend zeggen over het koningschap van David en ik probeer daarbij ook iets te zeggen over wat deze verhalen voor ons te betekenen kunnen hebben.

David wordt vaak als de ideale koning gezien, de koning zoals God heeft bedoeld. Tegelijkertijd weten we allemaal dat ook deze koning vuile handen maakt. Het zijn sterke benen die de macht van het koningschap kunnen dragen en ook David zal zo nu en dan vooral blijk geven van slappe knieën en trillende handen. Hij zal zijn macht misbruiken om zijn zin te krijgen. Als ik de naam Batseba noem, heeft u al een prachtig voorbeeld.

Wat is dat toch dat maakt dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is om zuiver te leven? Niemand is onfeilbaar, zelfs de gezalfde koning naar Gods hart niet. Nu kun je dat jammer vinden, maar wat ben ik blij dat in de bijbel de mensen van vlees en bloed zijn en dat hun falen niet wordt toegedekt, maar wordt vermeld. Ook de grote koning David blijkt fouten te maken, gaat soms over lijken om zijn zin te krijgen, maar toch wordt hij niet verworpen.

God maakt gebruik van feilbare mensen, van mensen zoals u en ik, van heel gewone aardige en soms minder aardige mensen, die proberen een spoor te trekken in deze wereld, maar zo nu en dan hopeloos verdwalen. Goed en kwaad zijn in onze wereld niet altijd gemakkelijk te onderscheiden, ze zijn maar al te vaak in elkaar verweven. Iets is zelden alleen maar goed of alleen maar slecht. Onze wereld laat zich niet zo gemakkelijk begrijpen en verdelen in twee kampen. Er blijkt een oneindige ruimte te zijn van grijstinten.

We kunnen ons als gelovigen niet verschuilen in de veilige burcht van het goede, ons terug trekken op een eiland of in de kerk met gelijkgestemde zielen, maar staan midden in het leven. Soms lijkt het scherp en duidelijk welke kant het op moet, met onszelf, ons leven, de kerk, deze wereld, maar veel vaker lijken we te tasten in het donker en rommelen we maar wat aan. Is dat een ramp?

Hier zie ik een prachtig verband met de gelijkenis uit het evangelie. Een rechter, die er een potje van maakt, wordt helemaal gek van een klagende weduwe. Ze blijft hem belagen met haar verzoek om recht. Stapel wordt hij ervan, tot hij besluit maar gewoon toe te geven om van haar gezeur af te zijn. Doet hij daarmee het goede? Is hij nu opeens een goed mens geworden? Volgens mij niet, maar ik weet eigenlijk niet of het zo belangrijk is. De weduwe krijgt haar recht, de kwetsbare wordt gezien en dat is het belangrijkste.

Gemeente,

Als mensen die geloven in een God die omziet naar de kwetsbaren worden we voortdurend uitgenodigd daarin zijn voorbeeld te volgen. Maar tegelijkertijd wordt van ons niet verwacht dat we als God zelf zullen worden. We worden uitgenodigd mens te zijn en steeds meer mens te worden. We zoeken onze weg in een wereld waar goed en kwaad niet altijd helder zijn te onderscheiden en waar we soms maar wat omrommelen. We zoeken sporen van Gods aanwezigheid, maar weten dat we God zelf niet zijn. We maken soms fouten en zijn zo nu en dan hopeloos verdwaald. Maar als God met een koning als David in zee gaat en met al die andere gelovigen in de bijbel die twijfelen, tobben, soms zomaar liefdevol het goede doen, met vallen en opstaan een spoor trekken, dan wil hij blijkbaar met mensen van vlees en bloed in zee. Wat een buitengewoon troostrijke gedachte. Ik hoef niet volmaakt te zijn, ik mag met mijn voeten gewoon op deze aarde, met mijn hoofd soms in de wolken, mens zijn.

Ik beloofde nog even terug te komen op die rare uitspraak dat David de lammen en de blinden zou haten. Waarschijnlijk gaat het hier over de afgoden van de Jebusieten, beelden die niet kunnen bewegen, die geen ogen hebben om te zien hoe het met hun kinderen gaat. Van de Eeuwige wordt beweerd dat hij lijkt op de wachtende Vader uit het verhaal van de verloren zoon. De ogen gericht op zijn kinderen, de voeten al rennend ons tegemoet. Een God die allesbehalve blind is voor zijn kinderen en die niet weet hoe snel hij ons tegemoet moet komen.

Nog even iets over de vele vrouwen die David in zijn harem opneemt. Daarin blijkt hij zich niet te onderscheiden van de koningen van zijn tijd. Een vrouw uit een ander volk is een soort garantie tegen oorlog en geweld. Meerdere vrouwen hebben, is in deze verhalen geen enkel ethisch probleem, vrouwen gebruiken om je macht te versterken uiteraard ook nog niet. Een ‘trophy wife’ is blijkbaar van alle tijden en plaatsen. Dat we daar vandaag uiteraard anders tegen aan kijken – is dat trouwens echt zo? - heeft met voortschrijdend inzicht te maken en met de veranderende positie van vrouwen in de maatschappij.

Vandaag sluiten we de lezingen over David af. Wat blijft?

De koning naar Gods hart blijkt minder voorbeeldig dan we soms dachten, maar de Eeuwige gaat toch met hem op weg. Het mag ons uitnodigen op onze eigen wijze ons spoor te trekken in deze wereld. Met vallen en opstaan kunnen we getuigen zijn van de God die omziet naar zijn mensen, die van verre naar ons uitkijkt en ons tegemoet snelt. Zijn liefde draagt ons leven. Met die liefde als grond onder onze voeten durven we het aan te doen wat onze hand vindt om te doen. Te vertrouwen dat een goede daad nooit tevergeefs wordt gedaan.

Amen.

 

[1] 2 Samuel 9, 1-13