Preek n.a.v. Lucas 19 op zondag 3 november 2019 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2020-01-06

Gemeente van onze Heer Jezus Christus.

Vandaag is Zef gedoopt. We noemden zijn naam in één adem met de naam van God. De doop is het teken van ons verlangen dat dit mensenkind bij God mag horen, verbonden, gekend en gezien, niet alleen door ons, maar ook door de Eeuwige. Gods liefde en zorg als reisgenoot voor zijn leven, als nabijheid voor de toekomst, wat die toekomst ook moge brengen.

We lazen twee prachtige verhalen, over mensen die bij hun naam genoemd werden. Hun leven werd ondersteboven gekeerd. Abraham wordt een reiziger, verlangend naar toekomst, een plaats onder de zon, een land en een volk. Een voorbeeld voor generaties na hem. En Zacheüs?

Jezus brengt een bezoek aan Jericho. De menigte maakt zich op voor een interessante middag. Wie is er belangrijk genoeg om deze rabbi te ontvangen? Wat gaat hij zeggen en doen? Zelfs de kleine tollenaar is uit zijn kantoor gelopen om deze bijzondere man te zien. Zacheüs zal geen populaire man zijn geweest in Jericho. Als belastinginner heult hij met de vreemde bezetter. Vaak werd over hen beweerd dat ze vooral ook goed voor zichzelf wisten te zorgen. Ik denk niet dat er veel mensen een stapje opzij hebben gedaan voor hem.

De kleine man klimt in een vijgenboom. Hij verschuilt zich tussen de bladeren, net zoals eens die eerste mensen in de hof van Eden zich verschuilden achter een vijgenblad, omdat ze zich schaamden voor God en voor elkaar. Is het dat wat Zacheüs in de boom doet klimmen? Schaamte? Of zoekt hij bewust afstand? Is hij iemand die graag van op een afstand kijkt wat er gebeurt, die niet al te snel in vuur en vlam staat? Is hij eerder een toeschouwer dan een deelnemer? Een buitenstaander? Iemand die liever overzicht houdt? Wie is deze tollenaar?

Tomas Halik, een Tsjechische priester, schrijft in zijn prachtige boek Geduld met God[1], over het belang van Zacheüs voor gelovigen. Zijn van op een afstandje kijken mag ons uitnodigen te zoeken wat de tollenaar ons te melden heeft. Wat kunnen we van hem leren? Halik vermoedt dat hij afstand houdt vanuit een zekere schroom. Hij wil niet opgaan in de juichende massa. De tollenaar vermoedt dat datgene dat Jezus betekent niet kan worden uitgedrukt in leuzen en bekende geloofsuitspraken. Misschien is de waarheid wel te kwetsbaar om zomaar op straat te worden gescandeerd. Wat als de tollenaar zijn honger en dorst naar leven verbergt achter die vijgenbladeren, wat als hij iemand is die zoekt naar het geheim van het leven, maar zich niet zomaar mee laat sleuren door wat de mensen om hem heen zeggen? Is hij een moderne individualist? Een zoeker naar zin op eigen wijze? Misschien wel. In ieder geval is hij iemand die verder wil kijken en die zich niet zomaar laat zien en kennen.

Dan is er opeens die stem, die stem die hem bij name noemt. Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven!

Wat een vreemde, brutale actie van Jezus. Al die mensen die verlangend naar hem uitkijken en hij kiest ervoor om die ene verstopte tollenaar bij zijn naam te noemen. Tussen alle drukte en alle mensen in, ziet hij die ene mens, die zich verstopt. Waar ben je, mensenkind, ik wil bij jou zijn. Ik blijf dat iets prachtigs vinden in de bijbelverhalen. Een mens wordt gezien en bij name genoemd. Je wordt gezien in je schroom, op je verstopplek, op de plaats waar je je verschuilt.

Hiermee raken we aan de kern van Jezus handelen. Hij ziet mensen, ook als ze zich verbergen. Dat is niet angstig, zo van God ziet alles, dus denk erom dat je je gedraagt! Maar juist troostend. Hij ziet je, in je beschaamde verstoppen, in je teleurgestelde terugtrekken, in je eenzame nacht, in je twijfelende zoeken, weggekropen in het donker. Bij jou moet ik zijn!

Bij je naam genoemd worden, gekend zijn, geliefd worden, het is een universeel menselijk verlangen. Gewoon zijn wie je bent, met alles wat je bijzonder maakt en met alles wat alledaags in je is. Toen ik de doopouders vroeg wat ze belangrijk vinden voor hun zoon, was dat ook wat jullie onmiddellijk zeiden. Jullie hopen dat Zef zichzelf mag zijn, gewoon goed zoals hij is, dat hij gezien zal zijn, dat anderen hem zien zitten, of hij zich nu verstopt in de boom, ergens in het midden van de menigte staat, of misschien wel juist vooraan, dat hij wordt gezien, gekend, bij name genoemd.

Gekend zijn is een diep menselijk verlangen. Dat een ander je noemt bij je naam, van je houdt, gewoon om wie je bent, onvoorwaardelijk. Die liefde heeft met Gods liefde te maken, die zijn mensen bij name noemt, die ons liefheeft, zonder voorbehoud. Noem het met een mooi traditioneel woord: genade. Je wordt gezien, in heel je mens-zijn, in wat goed gaat en in wat fout gaat, maar je mag er zijn, een kind van God.

Zacheüs weet niet hoe snel hij naar beneden moet klimmen en hoe snel hij Jezus moet ontvangen. Vol vreugde stelt hij zijn deuren open.

De omstanders zijn minder gecharmeerd van deze actie. Jezus kiest voortdurend voor de outcasts. Niet om hen acuut braaf en volgzaam te maken, niet om als een soort mensenredder te boek te staan, maar omdat hij zich blijkbaar met hen wil verbinden. Omdat hij vermoedt dat God zich daar laat vinden, waar je hem allerminst verwacht. Het mag ons alert maken, uitdagen God te zoeken op minder voor de hand liggende plekken. Misschien wel juist bij de buitenstaanders, bij de beschroomde zoekers, bij wie van op een afstand toekijkt.

Zonder dat Jezus iets van hem vraagt besluit Zacheüs te doen wat een zoon van Abraham moet doen. Hij geeft terug wat hij oneerlijk heeft verworven en geeft de armen wat ze nodig hebben. Hierin blijkt hij een rechtvaardige te zijn. Jezus heeft niets van hem geëist. Hij was gast in zijn huis, een aanwezigheid die voldoende was voor de tollenaar om zijn roeping als zoon van Abraham weer te hervinden.

Is hij achter Jezus aangegaan? Heeft hij zijn baan als tollenaar opgegeven? Het wordt ons niet verteld. Het gaat ons eigenlijk ook niets aan. Wat blijft is het wonder van gezien worden, van geraakt zijn, van Jezus die zich verbindt met wie op een aftand staan en hoe God daar dan bij lijkt te zijn!

Lieve doopouders, lieve gemeente,

Wat betekent dit voor Zef en voor ons vandaag? Misschien wel dit. Laten we niet oordelen over hen die wat verder van ons af staan. Hun aanwezigheid mag ons uitnodigen met open ogen in de wereld te staan, open voor waar God zich laat zien, zomaar, in de ontmoeting, in een mens die twijfelend zijn weg zoekt, in wie vragen stelt, in wie…

Durven we het aan te vertrouwen dat we worden gezien, ook als we ons verbergen? Durven we ons net als Jezus te verbinden aan wie liever niet wordt gezien? Niet omdat we die ander zo graag willen bekeren of de kerk in willen halen, maar omdat we vermoeden dat God zich laat vinden op onverwachte plekken.

Abraham en Zacheüs worden bij name genoemd, gezien en op weg gezet. Het mag ons bemoedigen en uitdagen onze oren te spitsen. Zo mogen we elkaar zien, bij name noemen, elkaar dragen. Zo blijven we zoekers naar God en zijn koninkrijk. Speurend naar het licht, naar elkaar, in het vertrouwen dat we altijd weer geroepen zullen worden.

Vandaag wil ik in jouw huis zijn! We zijn geen toeschouwers meer en mogen onze deuren en ramen openzetten, in het verlangen de Eeuwige te ontvangen.

 

Amen.

 

[1] T. Halik, Geduld met God, twijfel als brug tussen geloven en niet-geloven, Zoetermeer 2014