Preek op zondag 31 oktober door ds. Bert Kuipers

Dit bericht is verlopen op 2022-01-01

Jesaja 30, 19-21 en 26 Johannes 9,1-41

Wat zou meer energie en inventiviteit kosten: een blindgeborene het licht in de ogen geven, of mensen leren kijken die een wonder niet willen zien? Johannes maakt er vandaag een prachtig verhaal van. Hij heeft in zijn evangelie niet zo heel veel wonderverhalen, maar als er een genezing plaats vindt dan maakt hij er ook steeds werk van. 

Modern gezegd: Genezing plus. Een hoop gedoe en discussie. Zoals altijd bij deze evangelist. Denk maar aan de genezing van de verlamde in het Badhuis van Bethesda, een heel aantal weken geleden. Ook vandaag levert dit wonder een hoop gedoe en ruzie op, geïrriteerde omstanders en opnieuw het verwijt dat Jezus een potje zou maken van het sabbatsgebod. 

Wat gebeurt er allemaal? Eerder hoorden we dat Jezus hoofdstuk na hoofdstuk aan het debatteren is met zijn collega’s. Thema: wat betekent het om kinderen van Abraham te zijn. Het knettert tussen hen en eindigt met de dreiging dat ze Jezus willen gaan stenigen. Dan sneakt Jezus de tempel uit, hij weet de weg. Eenmaal buiten ziet hij die blinde bedelaar zitten. Vanaf zijn geboorte blind. Die waarheid zal wel rondzingen, zo groot is Jeruzalem ook niet. Voor dit soort mensen is hij gekomen. Even heel iets anders dan die ruziënde collega’s. 

Dan gooien de discipelen - he, waar zijn die jongens al die tijd gebleven? – er een vraag tegen aan: ‘Rabbi, wie heeft er gezondigd, hij zelf of zijn ouders dat hij zo geboren werd?’ De eeuwenoude schuldvraag waar het lijden vandaan komt. Er moet toch ergens een antwoord op dat 'waarom' van lijden en ziekzijn bestaan. In onze tijd lossen we dat op met discussies over verkeerde leefstijl, roken, eten, drinken, medicijnen, noem maar op. Als het antwoord is gevonden, dan is het niet meer ons probleem. Let op, die vraag komt straks nog terug.

Jezus draait het om. Het gaat niet om de oplossing van een theologisch probleem, maar om de redding van een blind mensenleven. Hij ziet de handicap, het gebrek, als een uitnodiging en uitdaging om, zoals Hij zegt: ‘Gods werk door hem zichtbaar te laten worden…want: zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht der wereld’. Je voelt dat Pasen dichterbij komt. 

Dus maakt hij compresjes van modder van het stof op de grond en zijn eigen menselijke tuf en smeert dat op de ogen van de blinde. Je ziet hem lopen, die arme jongen, met die donkere plekken op zijn ogen, door het doodstille Jeruzalem, want het is sabbat en dan is het onbevattelijk stil op straat. Hij gaat naar de poel van Siloam en weet kennelijk de weg. Een gerenommeerde bron in de stad. Als je even googelt kom je bij diverse vestigingen van Lelies-zorggroep in onze streken. Daar valt dus iets van te verwachten. 

 

De blinde man gaat weg, wast zich in die poel en hij kan … zien. Dat is toch een doopverhaal, zou je zeggen! Zo moeten de lezers in Efeze het wel begrepen hebben. De blindheid voor dat wat Jezus te vertellen heeft, wordt weggewassen door de doop. 

 

Einde verhaal? Nou nee, niet echt, het begint nu pas! In de reacties van de omstanders. Eerst de buren. Zij vragen zich af: Is hij het nu of lijkt hij er op? De betrokkene, de man die blind was, weet er ook nog niet veel meer van dan dat hij door ‘een zekere Jezus’ van zijn blindheid ie verlost. 

Er moet nog wel iets meer gebeuren om de omstanders tot een inzicht en tot herkenning te brengen. Dat gebeurt als ze hem naar de Farizeeën brengen, dan gaat het weer knetteren, net als de afgelopen zondagen. Want wat blijkt, we hadden het nog niet gehoord, het is weer sabbat. Hoe vindt Jezus het uit om steeds op een sabbat een ziek of gekwetst mens te genezen?

Het probleem zit ‘m in het werk dat Jezus moest verrichten om dat modderpapje te maken. Dat is werken en dat mag niet. Daarmee is die hele handeling van het tot zicht laten komen van de blinde een bedenkelijk gebeuren. 

Of het in het echt ook allemaal zo is gebeurd, geen idee, het had in elk geval zo kunnen gebeuren, Johannes kent zijn pappenheimers en moet hebben zitten grinniken toen hij het verhaal zo opschreef en voor het eerst hoorde voorlezen in de kerk van Efeze. 

 

We moeten vooral opletten op de rol die de voormalige blinde in het verhaal speelt. Hij krijgt steeds meer profiel en gezicht in zijn antwoorden op de stupide vragen van de omstanders. De Farizeeën worden in verlegenheid gebracht door wat zij ervaren als concurrentie tussen Jezus’ macht om tekenen te stellen en de dwingende voorschriften van de sabbat. Hoe kun je nou op zo’n dag die staat voor vrijheid, zulke tekenen verrichten. Als de voormalige blinde wordt gevraagd wat hij van Jezus vindt, is zijn antwoord klip en klaar: hij is een profeet!

Maar ook daarmee zijn we er nog niet. Nu worden de ouders van de blindgeborene ondervraagd. ‘Is dat uw zoon die blind geboren werd, hoe kan hij nu dan zien’? Wat zouden wij, ouders hier in de kerk aanwezig, op zo’n vraag antwoorden? ‘Vraag het hem zelf’ en dat is ook hun antwoord. Maar dat concentreert ons wel op de zelfstandigheid van die voormalige blinde. Tot dusver betuttelt iedereen hem. Vraag het hem zelf, hij is volwassen. En dat blijkt hij steeds meer.

Hij is volwassen… dat lijkt een terloopse opmerking maar dat is het geenszins. Hierin resoneert de zelfstandigheid van de jonge christelijke gemeente mee, die los werd geweekt van de Joodse moedergemeente. Dat proef je ook in het antwoord van die ouders, die bang zijn voor hun leidslieden en ook bang zijn om uit de synagoge te worden gezet. Zo heel af en toe gebeurt dat, wij kennen het drama van Spinoza. Als je Jezus als de Messias herkent heb je niks in de synagoge te zoeken. 

Vergelijk het even. Kijk als wij het hier zat zouden worden. In De Ark, om wat voor reden ook, kun je altijd nog naar de Dorpskerk, of naar de Roomse kerk, of naar een zaal hier op het dorp waar tijdens de dienst vrolijk geklapt wordt, of je gaat naar de stad of naar Den Haag. Of je blijft gewoon lekker thuis. Maar toen, uit de synagoge verstoten, betekende, dat je er niet meer bij hoorde. Niet alleen op de sabbat, ook in de week. Niet alleen een religieus isolement, ook een sociaal.

 De christelijke gemeente in Efeze zal het zo zelf ervaren hebben. Het schisma kerk en synagoge in die eerste eeuw was een dramatische, waarvan we de gevolgen tot op vandaag ervaren. Zou die kerk zich herkend hebben in de genezen blinde? 

Het antwoord van de genezen man is al gevaarlijk voor hemzelf. Als Jezus een profeet is die dit soort wonderen verricht, dan is hij al bijna als Mozes, of als Elia of Elisa. En zijn die figuren niet op rij af voorafschaduwingen van…de Messias. 

En ook nu zijn we er nog niet. Het verhaal zeurt nog een poos door. Of beter: de gespreksgenoten van de genezene zeuren nog een poos door. Per saldo dwingen ze de genezene om te erkennen dat zijn genezing het overtreden van de Wet betekent. 

Zijn antwoord is helder: ‘een ding weet ik zeker: toen was ik blind en nu kan ik weer zien!’ De vraag naar Jezus’ bevoegdheid interesseert hem niet zo erg. Hij kan zien, voor het eerst in zijn leven. Een blindgeborene heeft geen idee wat het betekent om te kunnen kijken. Een zintuig dat er nooit was, ineens is het er wel. 

En weer vragen ze hem wat er nou eigenlijk precies gebeurd is. Niet om door zijn antwoord wijzer te worden. Ze weten al lang wat er aan hem niet deugt. De genezene jent hen een beetje: misschien willen ze ook leerling worden van Jezus. Dan ontploffen ze. Zij een leerling van Jezus? Ze zijn leerlingen van Mozes, de discussie van de afgelopen zondagen komt weer even terug. 

Dan houdt de genezene een betoog dat verrassend is. ‘Als hij, Jezus dus, niet van God kwam, zou hij niets kunnen doen’, dit is de druppel. Ze smijten hem de synagoge uit. Ach, hoe vaak hadden wij dit soort momenten in de kerk, van welke denominatie ook. Losmaking, scheuring, afscheiding, reformatie, contra-reformatie. Gebroken kerken, gebroken families, gebroken huwelijken, gebroken levens. 

Het werkwoord ‘zien’ speelt een grote rol in dit soort verhalen. ‘Ik zie het toch anders’ of  'jij ziet het verkeerd’ of: 'je hebt helemaal geen inzicht’, theologische argumenten te over om een ander met zijn of haar inzicht klem te zetten.

Kijk dan even wat Jezus doet. Hij merkt voor de tweede keer in het verhaal de man op die blind was. Hij hoort de verhalen over zijn noodgedwongen afscheid uit de synagoge, de gemeenschap. Jezus vraagt hem niet naar zijn zienswijze. Hij vraagt hem: heb je vertrouwen in de Zoon des mensen? ‘Hoe kan ik vertrouwen hebben', is zijn antwoord, 'als ik niet weet wie Hij is?' ‘Je hebt Hem gezien en degene die met je spreekt die is het.' 

Eerder op die sabbat had hij zich al aan Jezus toevertrouwd door met die plakken met modder op zijn ogen naar Siloam te wandelen en zich te baden en zijn doop te ondergaan. Nu geeft hij zich over aan Jezus, valt voor hem neer. Het woordje zien wordt daarmee herijkt. Inzicht is een kwestie van vertrouwen, dat Deze ons leven nieuwe inhoud en nieuw perspectief kan geven. Zelfs al kost het je je lidmaatschap van de organisatie waar je in geborgen dacht te zijn. Daar is hij nu dus uitgesmeten. 

Nieuw zicht, nieuw inzicht, van een man die blind was. Nieuw zicht ook op kijken. Want de mensen die dachten helder inzicht te hebben zagen niks, keken aan Jezus voorbij. 

En dat op deze Hervormingsdag. Laten wij niet zeggen dat wij Jezus beter zouden herkennen dan onze roomse vrienden. Laten wij hopen dat we samen nieuw zicht krijgen, rooms en protestants en dat we ons samen overgeven aan de verrassing van het kijken waar Jezus ons toe uitnodigt. Een kijken dat uitmondt in vertrouwen. 

Amen