Preek van ds. Hedda Klip op zondag 21 november

Dit bericht is verlopen op 2022-01-22

Genesis 5: 18-24

Marcus 12: 18-27

Gemeente van Jezus Christus

Binnen de muren van Jeruzalem kun je het leven van Jezus heel goed volgen. Je kunt over de eeuwen heen heel dicht bij hem komen. Overal zijn sporen te vinden. Op de Tempelberg kwam hij al als kind en later als volwassene. Daar spraken mensen hem aan, zoals de Sadduceeën in onze tekst. Je kunt je het goed voorstellen hoe hij daar liep. Boven de Armeense kerk kun je de zaal bezoeken waar Jezus met zijn leerlingen gegeten zou hebben. Het is alsof hij zo weer binnen kan komen, alsof hij even weg is om uit te rusten op de Olijfberg en zo weer terugkomt. 

Eigenlijk net zoals dat met onze eigen overledenen is. Ik kan nog zo in gedachten door het oude huis van mijn grootmoeder lopen, waar ze al jaren voor haar overlijden uit is vertrokken. Ik zie mijn opa zitten in de stoel en mijn oma bezig de tafel te dekken. Alsof ze nog leven.

Als mensen nèt overleden zijn, is het alsof ze elk moment weer terug kunnen komen. De stoel staat er nog. Het favoriete kopje. Alsof ze zo binnen kunnen komen, even weg zijn, maar er eigenlijk nog zijn.

We kennen nog de telefoonnummers van onze overledenen. Je zou zo graag nog even willen bellen. Even weer die belangstelling proeven, die liefde en aandacht. We horen in ons hoofd nog hun stemmen. We horen de stem van onze vader of moeder, alsof ze naast ons staan om te helpen, om aanwijzingen te geven. 

Sommige mensen kunnen nog lang de aanwezigheid van een partner blijven voelen. Als een soort dagelijkse belangstelling, aanwezigheid, met wie je kunt praten, overleggen. Dat blijft gelukkig, naast het verschrikkelijke gemis.

We weten niet hoe het zal zijn na de dood. De Bijbel zegt er wel wat over. Niet heel precies, maar wel wat. Bijvoorbeeld de teksten van Paulus over het geestelijk lichaam, die proberen het onder woorden te brengen hoe het zal zijn. Paulus zegt, dat we zullen voortleven, niet op dezelfde manier, maar beter. Als we in dit leven lijden aan een ziekte, een handicap, dan zal die er niet meer zijn. Er zal geen ziekte meer zijn. We hebben dan geen stoffelijk lichaam meer, maar een hemels lichaam gevuld van licht. 

Paulus spreekt in beelden, om te proberen wat hij zelf geloofde, voor zich zag, onder woorden te brengen. Die beelden die geven een aanduiding. Er is een vorm van geestelijk voortleven. Maar hoe precies? 

Dat weten we niet. Dat blijft bewust verborgen. Het is niet de bedoeling dat we teveel doorvragen. De rijke man mag niet uit de doden terugkomen om zijn familie te waarschuwen. 

 

In het gesprek dat we vandaag gehoord hebben, het gesprek tussen Jezus en de Sadduceeen, wil Jezus duidelijk naar een ander niveau toe. Een niveau dat niet te letterlijk is. Dat spottende navragen naar de letterlijke details door de Sadduceeen, die er niets van geloofden, dat wil hij niet. De details zijn niet belangrijk. Mensen moeten er niet teveel mee bezig zijn.

Het gaat er om dat er geen grens meer is tussen dood en leven. Dat alles leven is, ook de dood. Ook de doden horen bij ons leven. Zoals de stem van onze vader, van onze zus, die nog tot ons spreekt, bij ons leven hoort. Als de aanwezigheid van een partner na het overlijden, op welke manier dan ook. Ze horen er nog bij: ze leven voort, in ons en met ons. Ze leven voort bij God. Want voor God is er geen verschil tussen dood en leven. 

Het maakt niet uit of een mens dood is of levend: de mens is in de hand van God. Gedragen door God. Bij God. Vanuit de eeuwigheid is er geen grens te zien tussen leven en dood. Zoals er geen grens was voor Henoch. Hij wandelde voort met God.

God is een God van de levenden. Iedereen lééft voor God. Het maakt niet uit. Hij is een God van Abraham, Izaak en Jakob, van Sara, Rebekka, Lea en Rachel, die allemaal allang overleden zijn, maar Hij is nog steeds hun God: zij leven voort bij Hem. Ze leven. 

In Jeruzalem kun je ook de lijdensweg van Jezus nalopen, de via dolorosa. Miljoenen pelgrims hebben die weg nagelopen, om spiritueel dichtbij Jezus te zijn. Om te ervaren hoe hij leefde, waar hij preekte en genas, om zijn laatste weg mee te lopen. Die weg eindigt bij Golgotha. Nu een rots onder een kapel onder een kerk, midden in de oude stad. Daar staat de lege graftombe van Jezus, als teken dat Hij de levende is en niet de dode.

De levende Zoon van de God van levenden.

 

Dat is onze God. Een God van leven. We hebben geen rituelen nodig om de dood te bezweren. We hoeven niet bang te zijn voor de dood en voor de doden. Want de dood is slechts een grens voor mensen. Een grens binnen het leven. Het leven aan deze zijde en het leven aan de overkant. Wat overwint, is het leven.

Dat we ten volle ons leven leven, ten volle het leven delen met de mensen om ons heen 

èn ruimte geven voor de liefde en voor de stemmen van onze dierbaren die al aan de overzijde zijn. Zij leven óók. Zij blijven een deel van ons. En wij van hen. 

En wij allen van God.

Amen.