Preek op zondag 25 april door ds. Esmeralda Mandemaker

Dit bericht is verlopen op 2022-06-27

Gemeente van Jezus Christus,

 

Het mooie aan bijbelverhalen vind ik, dat je er omheen kunt blijven lopen. En altijd is er wel iets wat je nog niet eerder opgevallen was, iets dat jou ineens treft. En dat laatste heeft nooit alleen met zo’n bijbeltekst te maken, maar ook met jou. Want een mens is elke dag anders en waar je vandaag overheen leest, kan morgen verwondering wekken, of irritatie, of gewoon een vraag oproepen… 

 

Je kunt er omheen blijven lopen, om die verhalen. En gelukkig maar. Want het toeval wil dat ik al twee keer eerder in uw midden ben voorgegaan als Johannes 20 op het rooster stond. En daar niemand op een oude preek zit te wachten, liep ik er deze week maar weer eens omheen. 

 

‘Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar…’, zo begint het.  Typisch een zinnetje waar ik me nog nooit mee bezig had gehouden. En wat valt er ook over te zeggen? Alles lijkt vooral begonnen om wat erna gaat komen…Maar vanmorgen wil ik er toch maar eens bij stilstaan. Op de avond van de eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Met enkele woorden brengt Johannes ons tweeduizend jaar terug in de tijd. En tegelijk zou het om vandaag kunnen gaan! Nog steeds komen de leerlingen van Jezus op die eerste dag van de week samen. En ga je verder lezen dan is er meer dat herkenning kan oproepen. Neem die deuren die op slot zitten. Zo graag zou je op opstanding willen vertrouwen, het omarmen, er vanuit leven, maar door hoeveel verdriet en ellende, haat en dood, angst en gemis, teleurstelling en frustratie, moeten we nog heen voor we iets van die opstanding van Jezus mogen begroeten? Zoveel wat de deur dicht kan doen. 

 

En dan begint Johannes te vertellen. Want de deuren mogen dan vergrendeld zijn, ineens staat hij daar. Wat niet kan, gebeurt toch: een mens, uit de dood verrezen, bezoekt zijn vrienden. ‘Ik wens jullie vrede’. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Een doodgewone groet, die tegelijk een openbaring is. Een gebeuren dat de evangelist Johannes ertoe bracht om Pasen en Pinksteren in zijn verhaal op één dag te laten vallen: ‘en hij blies over hen heen en zei: Ontvang de heilige Geest.’

 

Gemeente, veel van wat Johannes hier schrijft, gaat het menselijk begrip te boven. Maar het meest verbijsterende is misschien nog wel, waar hij allemaal niets over schrijft. Je had je kunnen voorstellen dat we iets te horen hadden gekregen over de ontzetting bij Jezus’ leerlingen. Want dit was toch Godsonmogelijk? Dit was de wereld op z’n kop? Wie van ons heeft ooit een dode terug zien keren in het leven? En na te vertellen over die ontzetting, had je je kunnen voorstellen dat de euforie alle ruimte had gekregen. Immers, als de dood het laatste woord niet meer heeft, dan wil je daar toch een paar woorden aan wijden en dan kan het dak er toch vanaf?  

 

Maar het verhaal lijkt er geen tijd voor te hebben en verder te willen. De eindbestemming blijkt een andere te zijn. Er ontbreekt namelijk nog iemand, want Thomas is er niet bij. Lekker boeiend zou je zeggen. Wat maakt één randkerkelijke uit, als de opgestane Heer is verschenen? Als de dood niet langer het menselijke eindstation is, dan is al het andere toch klein bier?

 

Ja, dat zou je denken, maar daar denkt de opgestane Jezus duidelijk anders over. Even snel als hij in ons verhaal is verschenen, is hij weer verdwenen. Zonder zegen ging dat niet, maar Jezus blijkt nog niet waar hij wezen wil. Thomas is er niet bij. En dus komt hij een week later voor de tweede keer langs. Opnieuw als de leerlingen op die eerste dag van de week bij elkaar zijn. En dat is niet voor niets. Het gaat Jezus immers om de gemeenschap als geheel. Iets dat vóór zijn dood al niet anders was. Ook toen kon hij het niet verdragen als zijn kudde niet compleet was. Alles op alles zette hij om dat ene schaap er weer bij te krijgen. Eén in wezen blijkt deze mens: vóór zijn dood dezelfde als na zijn opstanding. Een mens uit één stuk, die zichzelf liet breken, opdat wij in eenheid met God en elkaar zouden leven en opstaan tegen alles wat scheiding maakt. Want opstanding gaat altijd over helen van wat aan gruzelementen ligt. De pijn voelen, de wonden zien, om uiteindelijk samen de weg naar boven te zoeken.

Een verhaal voor de gemeente is dit, het gaat over toen en nu. Jezus komt een week later nog een keer terug. Wanneer, staat er veelzeggend, de leerlingen op die eerste dag van de week bij elkaar zijn. Natuurlijk had hij Thomas ook op maandag of op woensdag kunnen aanschieten, maar dat doet hij niet. Want dit is een verhaal voor op de eerste dag van de week, wanneer de gemeente samenkomt en niemand kan worden gemist om de opstanding van de grond te laten komen. 

Afgelopen donderdag berichtte dagblad Trouw over de conservatieve dominee Maarten Klaassen uit Arnemuiden, die zich bezint op zijn lidmaatschap bij de Protestantse Kerk in Nederland. Klaassen, die met zijn orthodoxe standpunten tegen homohuwelijk, transgendervieringen en regenboogkerken al vaker het nieuws wist te halen, had aan de krant laten weten het steeds moeilijker te vinden onder het veelkleurige dak van de PKN dominee te zijn. Wat schamper laat hij zich daarbij uit over de uitnodiging die hij van het dagelijks bestuur mocht ontvangen voor een gesprek. ‘Ja’, zegt hij, ‘dat zal ik niet weigeren, maar ik weet de uitkomst al. Men zal zeggen dat we het in de PKN weliswaar niet altijd eens zijn,  maar dat we desondanks toch allemaal bij dezelfde kerk horen, hetgeen (zo schampert hij verder) progressievere PKN-ers vaak belangrijker vinden dan de interne verdeeldheid.’

 

Maar, zo vraag ik me vanmorgen met dat verschijningsverhaal van Jezus af, kun je daar eigenlijk wel zo schamper over doen? Het is immers een enorme zegen, dat Jezus een week later terugkomt voor die ene, die hij evenzogoed had kunnen afschrijven. Iemand laten gaan omdat je het niet met elkaar eens bent, dat doet de wereld al genoeg. Zo niet op die eerste dag van de week, waar de leerlingen bij elkaar zijn en Jezus hen verschijnt. Met de wonden van het menselijk ongeloof in zijn lichaam, treedt Jezus Thomas tegemoet. Want ook hij hoort erbij: die leerling die net even anders was, anders dacht en anders deed. ‘Thomas,’ zo vraagt Jezus, ‘wat heb jij eigenlijk nodig om jezelf de opstanding eigen te maken?’ En het wonder wil, dat alleen het scheppen van die ruimte al genoeg was voor Thomas om tot geloof te komen.  

 

 

Gemeente, vandaag vieren wij avondmaal. Het feest van de losse stukjes en de kleine slokjes, die samen een hechte eenheid vormen. Een eenheid die zich liet breken, opdat zij die brood en wijn uit zijn hand ontvangen, de vrede zullen zoeken met God en elkaar. Een zoektocht om gewicht aan te geven, zoals Jezus aan Thomas gewicht gaf. Hij, die er in zijn ‘anders-zijn’ mocht wezen. Nee, moest wezen!

 

Want dat, gemeente, is heel bijzonder. In de persoon van Petrus hebben wij tot drie keer toe aangegeven Jezus niet te kennen. Jezus zet daar vanmorgen drie keer een zegen tegenover: ‘Ik wens jullie vrede’. Dat wil zeggen, aanvankelijk komt hij maar tot twee. Die derde zegen blijft uit, want Thomas is er niet bij en dat voelt niet goed. En dus komt die derde zegen pas een week later, als Thomas er wel weer is. Want verscheidenheid is een gave Gods, maar alleen waar deze in een onopgeefbare verbondenheid gestalte krijgt, zal Gods uiteindelijke vrede kunnen neerdalen. 

 

En vanmorgen blijkt uitgerekend het buitenbeentje Thomas essentieel om die vrede van Christus in al haar volheid door te laten breken. Zonder Thomas had Petrus’ ontkenning zogezegd een 3-2 voorsprong behouden op de zegen van Jezus. Maar Thomas maakt het verschil. Met hem werd het tenminste een gelijkspel. Ik wens jullie vrede.

 

Of zit er misschien nog meer in? Het verhaal gaat namelijk, dat Thomas een bijnaam heeft: Didymus, hetgeen tweeling betekent. Ergens loopt er dus waarschijnlijk nog ergens een tweelingbroer of zus van hem rond op deze wereld. En misschien zijn wij dat wel. U en ik, die ervoor zorgen dat Gods zegen te boven kan komen wat onder de maat was. Gewoon door weer heel te maken wat stuk ging, verbondenheid te zoeken waar verdeeldheid ontstond, te bezielen waar de geest uit vertrokken was. Kortom, door te leven vanuit het besef: wij horen bij elkaar omwille van dat ene brood dat zich liet breken voor jou en voor mij.

 

Ja, gemeente, je zal er maar één van deze tweeling zijn…

 

Amen