Preek op zondag 5 januari 2020 n.a.v. Mat 2, door Ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2020-03-06

Wie is jouw ster?

Of moet ik zeggen: wat is jouw ster? Wie of wat zet jou in beweging? Wat houd je gaande? Wie maakt dat je ’s ochtends je bed uitkomt en aan de nieuwe dag begint? Wat is het dat je inspireert en maakt dat je verder gaat? Of blijf je het liefst waar je was? Veilig in je comfortabele bubbel? Tevreden in je eigen huis, in je eigen omgeving, in je eigen kring en in je eigen gedachten.

Wie is jouw ster? Natuurlijk verwacht ik dan niet van je te horen van wie je fan bent. Op wie je het liefst zou willen lijken, mocht je sterambities hebben. Het is een vraag naar je inspiratiebron, naar degene of datgene dat je leven zin en richting geeft. Wie of wat is jouw ster is de vraag die bij mij werd opgeroepen bij het lezen van het overbekende gedeelte van de magiërs uit het Oosten. Wat is het toch dat deze mensen gaande houdt, dat hen uitdaagt nieuwe onbegaande wegen te gaan, dat hen uiteindelijk het licht doet zien? En daaraan gekoppeld, eenzelfde vraag, wat is het dat mensen, dat u en ik gaande houdt?

Bij Matteüs is er in zijn kerstverhaal nergens sprake van een voederbak, noch van een herberg zonder ruimte voor Maria. We zien geen herders en de engelenzang klinkt er niet. Bij deze evangelist gaat het er eerder dromerig aan toe. Maria blijkt zwanger, niet van Jozef, en Jozef droomt. Een engel spreekt hem toe haar als zijn vrouw te aanvaarden. En Jozef durft het met Maria en het kind aan. Jezus wordt in Bethlehem geboren. Bij Matteüs is de wereldlijke heerser die in de schijnwerper komt te staan de vazalkoning Herodes, tegenover de machtige keizer Augustus bij Lucas. Verschillende beschrijvingen zijn het, maar de focus is verwant. Waar verschijnt het licht van de wereld? En wie zijn de eerste zieners van dat licht? En kun je verder kijken dan wat voor de hand ligt? De Messias blijkt kwetsbaar en totaal anders dan verwacht.

Waar bij Lucas de herders de eerste getuigen waren, komt er nu een heel ander slag mensen op kraambezoek. Wijzen uit het Oosten. Sterrenwichelaars. Magiërs. We weten niet veel over hen vanuit de bijbel, maar des te meer uit de traditie en de kunst. Daar worden ze afgebeeld als koningen en zijn ze met zijn drietjes. Hier horen we dat het magiërs zijn, mensen die de sterren bestuderen en daar conclusies uit trekken. Nu hebben ze een reizende ster gezien, die hen voorgaat op hun tocht. Dat is iets heel anders dan een rijzende ster (met lange ij!), maar dat terzijde.

Ze komen in beweging. Wat is het dat hen drijft? Wetenschappelijke interesse? Nieuwsgierigheid? Een verlangen naar een nieuwe toekomst? Het wordt ons niet verteld. Slechts dat ze op weg gaan. Ik vind dat van een wonderlijke schoonheid. Dat je gewoon gaat, omdat je blijkbaar niet kunt blijven zitten.  Door een vreemd licht bekoord, word je weggeroepen uit je comfortabele leventje en kun je blijkbaar niets anders dan op reis gaan.

Daarmee zijn we volop op bijbels terrein. Daar worden mensen voortdurend uitgenodigd om op te staan en weg te trekken. Weg te gaan uit alles dat hen klein en onder de maat houdt, van al die plekken waar mensen worden onderdrukt en waar geen toekomst is. Abraham was de eerste en in zijn voetsporen volgden er nog velen, mensen die opstaan, hun boeltje bij elkaar pakken en op weg gaan. Dromend van een toekomst, een land, een plaats waar ze thuis kunnen komen.

De magiërs stoppen als eerste in Jeruzalem. Het hart van de omgeving, de plaats waar het gebeurt, de stad van vrede. Een koningskind zoek je in een paleis in de hoofdstad van het land. Maar ze treffen Herodes, de koning die een karikatuur blijkt van de koning naar Gods hart. Onmiddellijk begint deze namaakkoning te regelen. Hij roept zijn eigen wijzen bij elkaar om de plaats te bepalen. De Messias – Herodes weet het wel degelijk beter dan de wijzen – zal geboren worden in Bethlehem, niet in Jeruzalem. De wijzen verzamelen de kennis en gaan weer verder. Herodes blijft zitten waar hij zit. Hoewel hij meer dan voldoende informatie heeft, zetten de ster, noch de woorden van de magiërs hem in beweging. Dat is nogal logisch, want een koning is gewend dat men bij hem op audiëntie komt, niet dat hij zelf op pad gaat. Herodes zit daar prima in Jeruzalem met zijn hofhouding om hem heen. Hij heeft geen enkel belang om op zoek te gaan naar het licht of de ster.

De wijzen vinden het kind en geven hun geschenken. Zij kijken verder dan wat voor de hand ligt. Door de ster begrijpen ze dat de ware koning een kind is en niet de machtige Herodes in zijn paleis. Daar konden ze alleen achter komen door de bereidheid op weg te gaan, te zoeken, zich niet vast te laten zetten op bestaande ideeën. Daarmee zijn deze vreemde buitenstaanders de eerste getuigen van de Messias. En gewaarschuwd, in alweer een droom, gaan ze via een omweg terug naar huis.

De wijzen volgden een ster, ze zochten in hun wetenschappelijk repertoire naar een antwoord, maar waren tegelijkertijd bereid zich te laten verrassen en gezeggen door anderen. Samen met de schriftgeleerden kwamen ze bij het licht, kwamen ze aan het licht.

Wie is jouw ster? Wat houd je gaande? Waar kom jij je bed voor uit? Waarom ben je hier vanmorgen in de kerk?

Uiteraard stelde ik deze vraag ook aan mezelf. Wat houdt mij gaande? Het bleek, toen ik er over nadacht, een veelheid van sterren te zijn. Ik word geïnspireerd door een lange traditie van mensen die geloven en zich lieten raken en leiden door bijbelverhalen. Die jaar in jaar uit vierden op deze dag dat het licht verschenen is voor alle volken. Ik word geïnspireerd door mensen die ik ontmoet en die met mij hun zoektocht naar God delen. Soms word ik geraakt door een regel uit een lied, door een zin die ik lees of door een geloofsverhaal. Ik zie bondgenoten die net als ik een diep verlangen koesteren naar een plaats waar mensen leren wat medemenselijkheid is, waar het verschil wordt gemaakt voor deze wereld, waar de ontmoeting wordt gezocht, het gesprek gaande gehouden.

Iemand moet voorop gaan. Deze zin raakte me in de oudejaarsconference van Claudia de Breij. Haar pleidooi voor ontmoeting en dapper elkaar de hand reiken is een verademing in een tijd waarin je met 140 tekens je mening de wereld in kunt sturen. Zo ervaar ik de kerk in al haar kwetsbaarheid en gestuntel als een groep mensen onderweg. Waarbij de ene voorop gaat en wij mogen volgen in zijn voetstappen. Eentje die anders is, die licht meebrengt, een Messias als een kind. Door de eeuwen heen wordt een spoor getrokken, staan mensen op en gaan verder op de weg. Soms loop je een poosje met elkaar op, dan ontvang je weer een nieuwe reisgenoot. Onderweg laat je oude ideeën en gedachten achter en hoor je van nieuwe vergezichten. Iemand wijst je op een ster. Kijk daar! Daar moeten we naartoe! En als ik de ster niet meer kan zien, door twijfels of ongeloof, door verdriet of teleurstelling, is daar soms opeens dat wonder. Ik word opnieuw gevonden, opgericht, op mijn voeten gezet, losgeweekt uit mijn persoonlijke gevangenis. Mijn ogen worden geopend, ik kan weer verder. Ik krijg een stuk brood aangereikt en een beker wijn.

Voor 2020 hoop ik dat er veel sterren zullen zijn die ons bijlichten op de weg. Die ons uitnodigen weg te trekken uit het vanzelfsprekende en die ons steeds weer verrassen. God blijkt te vinden op vreemde plaatsen, in een kwetsbaar kind. Ik hoop en wens dat we in het komend jaar de tijd zullen nemen om aan elkaar te vertellen wat ons gaande houdt, om van elkaar te leren dat geloven een weg is die je gaat. In alle kwetsbaarheid, maar vol vertrouwen dat de weg begaanbaar is, vertrouwen wij dat een ster ons voorgaat.

Amen.